U bent hier: Home / Het Museum / Architectuur / Het gebouw
Document acties
Nieuwsafbeelding - klik om de volledige afbeelding te bekijken

Het gebouw

 

EEN ARCHITECTURALE AMBITIE


 

In 2010, in de aanloop naar de bouw van het centrum voor Schone Kunsten van de metropool in het hart van de nieuwe stadsas Guillemins-Médiacité, heeft de Stad Luik het bureau van de Franse architect Rudy Riccioti en de Luikse architecten van het bureau p.HD (Paul Hautecler & Pascal Dumont) aangewezen voor de uitbreiding en de renovatie van het oude Paleis voor Schone Kunsten dat gebouwd werd voor de Wereldtentoonstelling van 1905.

Naar aanleiding van de wedstrijd werd het voorstel van de architecten (die in verband staan met de landschapsarchitecten Rita Occhiuto en JNC International) door de jury geselecteerd omdat het de bestaande constructie en de ruimtelijke kwaliteiten van het gebouw optimaal benut en de verhouding met het landschap van het park la Boverie in een nieuw licht stelt. Als resultaat van het vormonderzoek van het bureau van Rudy Ricciotti werd het Paleis ingericht in perfecte harmonie met zijn historisch kader, met uitzondering van de nieuw aangebouwde hypostylzaal langs het kanaal La Dérivation aan de oostkant (1.200 m²), die volledig rondom van glas voorzien is en omringd wordt door 21 betonnen zuilen.

De architecten hebben zich ingespannen om terug te gaan naar de oorspronkelijke museografische modulariteit, door alle nodige voorzieningen aan te brengen die nodig zijn voor het huidige gebruik ervan, en die geschikt zijn voor elke soort tentoonstelling. Het gebouw is over de hele oppervlakte uitgegraven om de laagste verdieping te verhogen, zodat er naast het auditorium ook zalen ingericht konden worden om de collecties van het Museum voor Schone Kunsten tentoon te stellen, die doorlopen naar een terras en drie vijvers die uitkijken op het idyllische landschap.

Daar waar het kunstwerk van Sol Lewitt, dat ter plaatse gerenoveerd werd (Wall Drawing, 1985), zich bevindt, vinden we twee Belgische beeldende kunstenaars die bijdragen aan het architecturaal project. Jacques Lizène met Le Jardin d’acclimatation in de rotonde, een imposante luchter waarbij palmbomen, olijfbomen en dennenbomen zich door elkaar nestelen zoals bij de symbolische ontmoeting tussen moslims, joden en christenen, en Stephan Balleux met een monumentaal geschilderd tweeluik (3 x 4m) in de cafetaria, waarbij de trappen van Parijse herenhuizen afgebeeld worden. Deze versmeltingen van kunstwerken zijn allemaal vrij te bezichtigen.

 

EEN CENTRUM EN EEN KUNSTMUSEUM


 

Het museografisch project, dat intrinsiek slechts bedoeld was om tijdelijke tentoonstelling te organiseren, is ten bate van de bezoekers veranderd zodat de permanente collecties van de Stad Luik er ook opgenomen kunnen worden. Zo is het tegelijk een Museum voor Schone Kunsten en een ambitieuze ruimte voor tijdelijke tentoonstelling geworden, waarbij hedendaagse creaties en historische collecties elkaar tegemoet komen. De museografie, die aangepast werd door de architect Jean-Marc Huygen, berust op een flexibel en mobiel systeem op basis van schilderijstaven voor kaders. Een binnengang loopt dwars door het gebouw, en zorgt tijdens de rondwandeling van de bezoeker voor een opeenvolging van doorkijkjes naar het park en naar de gebruikte ruimtes (loket, cafetaria, auditorium, pedagogische ruimte en de tentoonstellingszalen). De scenografie van de permanente collecties werd gesuperviseerd door het Louvremuseum.

 

EEN GEBOUW EN EEN UITZONDERLIJK LANDSCHAP


 

Als permanente nalatenschap van de Wereldtentoonstelling van 1905 (waarbij 37 landen verenigd werden en 7 miljoen bezoekers geregistreerd werden), net zoals de urbanisatie van om en bij de 70 hectare land ten zuiden van de historische stad en de bouw van verschillende bruggen, werd het Paleis voor Schone Kunsten gebouwd aan la Boverie, een van de voornaamste sites van de tentoonstelling die geweid was aan de Chinese en Japanse tuinen, de vijvers en exotische paviljoentjes gelegen aan de punt van het eilandje van de Outremeuse.

Het Paleis, dat in een eclectische stijl gebouwd is, met invloeden uit de neoklassieke Franse architectuur van het einde van de 18e eeuw en vaak vergeleken wordt met het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Brussel (architect Charles Girault, 1905-1908), is herkenbaar aan het dak met vijf leien halfronde koepels en aan de witsteen van Gobertange die de hoofdgevels verenigt met de talrijke gebeeldhouwde decoratieve stukken (Vanwarenberg).

Het gebouw werd gebouwd tussen 1904 en 1905 door de architect-directeurs van de Wereldtentoonstelling, Jean-Laurent Hasse en Charles Soubre en geeft uit op een uitgestrekte rechthoekige plattegrond (80 x 40 m) die verlicht wordt door glazen panoramaramen. In het centrum van het aanpasbare oppervlak van 2.500 m² bevond zich een grote centrale zaal (75 m), die in de verf gezet werd door 28 zuilen en 12 pilaren. De “Société des fondations par compression mécanique du sol” (“Vennootschap voor funderingen door mechanische compressie van de bodem”) van ingenieur François Hennebique is verantwoordelijk voor de stabiliteit van deze bodems die doordrongen zijn van rivierwater. Daarom graven ze 240 putten van 3,5 m diep en maken ze van het gebouw een voorbeeld van Europese technische vernuftigheid, wat met een Grote prijs beloond werd aan het einde van het evenement.

Het Paleis biedt ruimte voor de afdeling voor Schone Kunsten, die na 1905 in de salons plaatsvonden. In 1951 werd het Prentenkabinet er georganiseerd, waarna een jaar later het Museum voor Waalse Kunst geopend werd, en in 1979 kwamen er nog de collecties van Schone Kunsten bij. In 1993, na een gedeeltelijke renovatie, wordt het omgetoverd tot het Museum voor Moderne en Hedendaagse Kunst. Vandaag de dag verenigt la Boverie de merkwaardige collecties van de Waalse kunst en van de Schone Kunsten in één enkele ruimte, en zo wordt op een symbolische manier teruggekeerd naar de oorspronkelijke ambitie van de voornaamste initiatiefnemer, schepen Emile Digneffe, die in 1903 stelde dat “een nieuw paleis in Luik een beslissende opsmuk zou zijn om de stad in de Kringen van de nationale kunstsalons te laten treden.”

Het Park la Boverie, dat intrinsiek voorbehouden was voor sport en ontspanning na de aanleg van het kanaal La Dérivation (1853), behoudt haar doel als siertuin tijdens de tentoonstelling. In 1905 werd het deels hertekend door de landschapsarchitect Louis Van der Swaelmen en in 1950 werd er een rozentuin aangelegd die ontworpen was in de geest van de Franse tuinen. Het park werd doorheen de hele XXe eeuw versierd met verschillende beeldhouwwerken en ook tijdens de Wereldtentoonstelling van 1930 werd het gebruikt, met als overblijfselen het gebouw voor Watersporten aan de Maas (architect Maurice Devignée) en een volière uit 1937 (architect Jean Moutschen). In het noordelijke deel werd het Palais des Congrès (architect Groupe L’Equerre) vanaf 1958 opgericht, gevolgd door de Cybernetische Toren van Nicolas Schöffer, die met een hoogte van 52 m in Europa de belangrijkste is van de hand van de kunstenaar (1961). De landschappelijke site werd ingericht in 1974.

Thomas Moor,
Historicus
Cel architectuur van de Federatie Wallonië-Brussel

[Selectieve bibliografie:]

  • Maurizio Cohen, Architectuuropdrachten, selectieprocedure Cel architectuur, CIAC, Luik: kunst in het park, in A+, tijdschrift voor architectuur, nr. 229, april-mei 2011.
  • Carlo Menon, Het project van het CIAC Luik/Bandol. Ontmoeting met Rudy Ricciotti, in Flux News, Luik.
  • Jean-Marc Zambon, de Wereldtentoonstelling van 1905 in Luik: architectuur en stedenbouw, Universiteit van Luik, scriptie tot het behalen van de graad van licentiaat (onuitgegeven), Luik, 1991-1992.
  • Sébastien Charlier en Thomas Moor (dir.), Gids voor moderne en hedendaagse architectuur in Luik (1895-2014), edities Cel architectuur van de Federatie Wallonië-Brussel & Mardaga, Brussel, 2014. 

 


Contact : aW5mb0BsYWJvdmVyaWUuY29t